maandag 14 maart 2011

dinsdag 18 januari 2011

‘België is een tweelandenland’


Als editoriaalschrijver en wetstraatjournalist voor De Standaard is Guy Tegenbos al jarenlang een vaste waarde in het maatschappelijk debat in Vlaanderen. Ik sprak hem over de verdamping van België, de rol van de media daarin, het engagement van journalisten en de verschillen tussen noord en zuid.


‘Ik heb in mijn carrière een paar ongebruikelijke dingen gedaan’, zegt Guy Tegenbos. Hij doelt op zijn rol als tussenpersoon bij gesprekken tussen de democratische Vlaamse partijen en de Vlaamse sociale partners in de jaren ‘90, waaruit het zogenaamde ‘Verdrag van Leuven’ ontstond dat aan de basis lag van het huidige activeringsbeleid. En zijn trekkersrol bij gesprekken in de Koning Boudewijnstichting, waar men op zoek ging naar een oplossing voor het watervalsysteem in het secundair onderwijs (‘Accent op talent’).

‘Als journalist heb je een positie in de samenleving die je soms - zeer zelden en je moet dat ook niet zoeken - een uitkijkplaats en contacten geeft waarvan het dom zou zijn om die niet te gebruiken. Dit tot nut van het algemeen.’

Hoe kijkt u daar vandaag op terug?

Als een positieve ervaring. Maar zonder dat uit te bazuinen. Eigenlijk doe je niets, je faciliteert gewoon een aantal dingen.

Zou dit meer moeten gebeuren?

Het is geen rol voor de journalist. Te veel engagement van journalisten is niet goed. Maar als er zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, en je kan die taak duidelijk afscheiden van je journalistieke job, dan mag je en moet je dat gebruiken ja. Je schrijft dan ook nadrukkelijk niet daarover, zolang dat proces loopt. Ik heb die regel altijd gevolgd.

Ons land bevindt zich momenteel in een uitzonderlijke situatie. Kan de journalistiek de politiek helpen om uit de impasse te raken?

Ik denk dat eerlijk gezegd niet. Het enige wat de journalistiek kan doen is zo sec en lucide mogelijk beschrijven wat er gaande is en de correcte signalen geven vanuit de samenleving. De twee voorbeelden uit mijn carrière waren vrij uitzonderlijk en kan je niet zomaar toepassen op elke politieke situatie. Zo werkt dat niet. Dat was toen een miljoenste luck.

Is de huidige politieke impasse groter dan vroeger?

We hebben vroeger ook grote impasses gehad, maar toen werd dat meestal niet gekoppeld aan het vormen van een regering. Dat maakt de huidige situatie uniek. Vroeger werden er tijdens de regeringsvorming basisafspraken gemaakt, die dan later door verschillende commissies en werkgroepen werden uitgewerkt. Maar aan Vlaamse zijde heeft men ondertussen geleerd van vorige mislukkingen, dus wil men geen regering meer vormen zonder akkoord over de staatshervorming. En nu gaat het er dus om wie het langst het been stijf kan houden. Hierbij zijn de Franstaligen a priori in het voordeel want in ons bipolair systeem, dat wel blokkeringsformules heeft maar geen oplossingsformules, heeft degene die verandering wil het altijd moeilijker. Maar of dat nu erger is dan vroeger? Het effect is krachtiger. Omdat men vroeger de regeringsvorming dan uiteindelijk toch maar ontkoppelde van de staatshervorming. Nu zitten we zeven maanden zonder regering. Maar het effect daarvan is ook veel minder dan vroeger want het is uiteindelijk maar één van de zeven regeringen die niet werkt. Op de keper beschouwd is dat dus eigenlijk niet zo erg (lacht). En bovendien hebben we al geleerd wat een regering van lopende zaken is, dus er past wel iemand op de winkel. In landen waar men die technologie niet heeft zou dat een ramp zijn natuurlijk.

Hoe komt het dat het nu zo moeilijk gaat?

Tot in de jaren ’90 had je in de drie grote politieke families altijd wel een paar mensen die zich, eens ze aan de top kwamen, verantwoordelijk voelden voor heel het land. Dat heb je nu niet meer. Ten eerste omdat er geen grote partijen meer zijn die zeker zijn dat ze voor altijd aan de macht gaan blijven. En ten tweede door het toegenomen belang van het deelstaatniveau en hun eigen verkiezingen. Daardoor heeft men maar één referentiepunt meer: ‘Kan ik daarmee naar mijn kiezers?’ En dat speelt zowel bij Vlaamse als bij Franstalige politici.

Is het ook niet zo dat de politici elkaar niet meer kennen?

Dat is zo. Vroeger, toen het federale niveau nog belangrijker was, had je een soort Belgische elite. Die hadden veel meer contacten en wisten van elkaar waar hun gevoeligheden lagen en hoe ver ze konden gaan in hun partij. Men wijst altijd naar Hugo Schiltz; hoe Vlaams die ook was, hij behoorde wel tot die politieke elite. En hij wist wat iemand als Philippe Moureaux wou, want hij praatte daarmee. Hij kwam die regelmatig tegen en als hij hem niet tegen kwam dan ging hij hem opzoeken. Nu zijn er geen Belgische salons meer waar die mensen elkaar ontmoeten. En waar moet je dan praten? De Wever en Moureaux of De Wever en Di Rupo, die kómen elkaar niet tegen. Ze kunnen van elkaar niet meer aanvoelen hoe ver ze kunnen gaan in onderhandelingen, ze weten niet meer met wie of wat de andere moet rekening houden binnen zijn eigen partij. België is een tweelandenland geworden. Het zijn twee landen die apart functioneren. En dan heeft het weinig zin om vier partijen van het ene land en drie van het andere samen te laten onderhandelen.

Ziet u dan beterschap nu ze terug met drie zijn?

De charme van die formule is dat je nu weer de twee politieke zwaargewichten hebt. Dat erkent dus het feit dat België een tweelandenland is. Het is nog niet zo ver dat de twee ministers-presidenten kunnen onderhandelen. Maar men werkt nu toch al met de twee politieke zwaargewichten.

Is België dan aan het verdampen, zoals Bart De Wever zo vaak zegt?

Het woord ‘verdamping’ is uitgevonden door Dirk Achten, de toenmalige hoofdredacteur van De Standaard: ‘België zal geleidelijk verdampen.’ En dat is ondertussen in een aantal politieke discours overgenomen. Bart De Wever gebruikt dat vrij veel en dan krijgt dat natuurlijk die kleur. Maar het is een neutrale uitdrukking en de basisanalyse daarvan is juist. Het is een proces dat zich trouwens in heel Europa voltrekt: een deel van de macht verschuift naar de Europese Unie en in alle lidstaten verschuift ook op de een of de andere manier een deel van de macht van de zogenaamde natiestaten naar kleinere entiteiten daarbinnen. Het belang van de natiestaat vermindert dus wat en ik denk dat we daar de komende jaren een versnelling in gaan krijgen. Eigenlijk is de Europese Unie een confederatie die, op lange termijn, heel zachtjes evolueert naar een federale staat. Met een sterker, overkoepelend gezag voor de Unie en met lidstaten die wat minder belang gaan krijgen. En in de meeste landen krijg je een verschuiving van een aantal materies naar beneden toe, dus die natiestaten gaan wat in belang afnemen. Wij lopen daarin voorop en die evolutie is bij ons nog veel sterker omdat de beslissingscapaciteit van dat federale niveau razendsnel afneemt. Waarom willen wij bevoegdheden overhevelen? Jantje wil naar links en Pietje wil naar rechts. En voor een deel is dat terecht omdat de behoeften anders zijn.

Spelen de media een rol in de polarisatie tussen de twee landsdelen?

Ze spelen daar een rol in en ze kunnen niet anders dan die rol spelen. Een van de problemen van dit land is dat je twee publieke opinies hebt. Maar dat moet je niet proberen te veranderen, dat is gewoon zo. België is een tweelandenland. Het land is uit elkaar beginnen groeien met de splitsing van de partijen. Want als je geen federale politieke partijen hebt, heb je ook geen echt federaal politiek spel meer en geen federaal politiek forum waarop je kiezers probeert te winnen. Door het feit dat je twee talen hebt, heb je ook twee soorten media. En dat zijn twee autonoom functionerende landen geworden. De media hebben daar een rol in gespeeld, maar een onafwendbare rol. Die twee talen zijn daar, he. En door het feit dat je Nederlandstalige en Franstalige media hebt die eerder op hun eigen doelgroep inspelen dan taalgrensoverstijgend te zijn krijg je twee publieke opinies. En dat versterkt natuurlijk de autonomie van het onafhankelijk functioneren van die twee media. En de ene publieke opinie, die je zelf mee hebt gevormd als media, heeft andere vragen dan de andere. Je moet niet in Nederlandstalige media antwoorden op vragen die bij het Franstalig publiek leven. Kan je daar als medium tegen in gaan? Tegen de fundamentele tendensen niet. Wat je kan doen is wat meer van de ene en wat meer van de andere aan bod laten komen. Maar aan de situatie gaat dat niets veranderen.

Gebeurt dat te weinig?

Dat zeggen we allemaal hardop tegen elkaar. Maar je moet ook weten dat je lezerspubliek daar niet zo vreselijk veel van wil weten. Nu kan je wat meer schrijven over bijvoorbeeld de interne structuur van de PS. Maar als er geen groot conflict is dan lezen ze dat soort stukken niet en dan moet je dat ook niet te veel geven.

Kranten krijgen snel een ideologische stempel opgedrukt. Speelt dat mee in uw afwegingen als u een opiniestuk schrijft?

Echt meespelen doet dat niet. Deze krant heeft een Vlaamse traditie en ze heeft die bewust nooit afgezworen. Maar de analyses die wij maken zijn de analyses die wij maken. Als je hier binnen komt moet je niet op je plechtig communiezieltje beloven dat je altijd Vlaams gaat schrijven. Onze aanwervingspolitiek zorgt dat we de goede mensen die op de markt zijn binnen krijgen en die maken samen analyses. En die analyses zeggen vrij duidelijk dat er geen andere goede oplossing is dan een die meer autonomie geeft aan de deelstaten. En dat is niet omdat we een bepaalde politieke overtuiging hebben maar omdat we zien wat we zien.

De Morgen, die andere kwaliteitskrant, heeft een linkser imago. Hebben zij dan een andere aanwervingspolitiek?

(Denkt lang na) Ik denk dat kranten en krantenredacties een bepaalde cultuur hebben. Bij die cultuur kan van alles horen: het soort koffie dat je hebt, de wijze waarop je elkaar ’s morgens begroet en nog honderdduizend andere dingen. Maar vooral een aantal basiswaarden en een aantal basisuitgangspunten en een manier van werken. En als wij mensen aanwerven van andere kranten, maken die zich uit zichzelf vrij snel die cultuur eigen, als een soort acculturatieproces. Maar dat is geen vast gegeven, dat is een groepsproces dat voortdurend evolueert. Hoe dat op andere redacties gebeurt weet ik niet, ik heb nooit op een andere redactie gewerkt.

Is het dan onmogelijk om als journalist neutraal te zijn?

Journalistiek moet zo objectief en zo onafhankelijk mogelijk zijn, zo onpartijdig mogelijk. Maar eigenlijk kan journalistiek niet bestaan zonder subjectiviteit, zonder een zeker engagement. Je bericht over iets omdat het ‘ab-normaal’ is, afwijkend van de norm. En die normbepaling reflecteert waarden. Geen enkele journalist is daarom ‘neutraal’. Elke journalistieke daad – iets doen of iets niet doen – bevat een keuze, een zeker engagement. Je kunt geen goede journalistiek bedrijven zonder een grote gevoeligheid voor waarden. Dat uit zich in de thema’s waarover je bericht, in de manier waarop je daarover bericht en in de plaats die je aan dat bericht geeft. En dat geldt voor een populair medium evenzeer als voor een zogenaamd kwaliteitsmedium.

Is de manier waarop het maatschappelijk debat vandaag in de Vlaamse media wordt gevoerd beter dan vroeger?

Ik denk dat de toestand veel beter is dan vroeger. Als je ziet waarover er zoal gediscussieerd wordt en wat de media aanreiken om dat te stofferen. Dat is nooit zo rijk en degelijk geweest als nu. Wat niet wil zeggen dat er niet bepaalde nadelen verbonden zijn aan de manier waarop het maatschappelijk debat nu verloopt en gestoffeerd wordt. Vooral groepen die het moeilijk hebben om hun boodschap klaar te formuleren, komen in de verdrukking.

Was dat vroeger minder het geval?

In de verzuilde wereld van de jaren ’60-’70 speelde dat minder een rol. Toen luisterde men meer naar wat er vanboven uit werd gezegd, dus als die groepen vanboven werden gehoord konden die makkelijker communiceren. Nu is dat niet meer het geval, al dat soort gezagsinstanties is weggevallen dus hebben die groepen het moeilijker.

Dus groepen worden wel gefaciliteerd door de media maar ze moeten eerst zelf een initiatief nemen?

Ja, meestal wel en dat moet dan ook nog eens aanslaan op dat moment. Waarom komen ziektes als psoriasis en ADHD frequent in het nieuws en zeven andere aandoeningen niet? Dat weet ik eigenlijk niet. Soms omdat ze het professioneler aanpakken, soms omdat ze een bekende figuur konden aanspreken. En soms als je met een boodschap twee weken later zou gekomen zijn, zou het wel gepakt hebben. Velen zoeken allerlei theorieën waarom ze niet aan bod gekomen zijn, maar vaak heeft dat gewoon met toeval te maken. Maar er is geen tijdvak geweest waarin je zo veel verscheidenheid had die uit eigen kracht aan bod kon komen.

Hebt u het gevoel dat er in Franstalig België een ander soort debatcultuur is dan hier?

Ik denk dat wel, ofschoon niet fundamenteel anders. Er zijn wel dossiers die hier veel sneller bespreekbaar zijn dan in Franstalig België. Euthanasie is een typische Vlaamse discussie. 85 procent van de euthanasiegevallen wordt genoteerd in Vlaanderen. Niet omdat euthanasie in Franstalig België niet voorkomt, maar omdat het debat daar niet zo openlijk heeft plaats gehad en omdat het daar minder openlijk gebeurt, meer in een sfeer van paternalisme. Een tweede kenmerk is de agendasetting. Die gebeurt in de Vlaamse media veel losser van de agendasetting van de partijen. Toen ik in ’84 begon bij De Standaard werd er ’s maandags gewoon naar de partijbureaus gekeken. Wat daar besproken werd vormde de politieke actualiteit voor de rest van de week. Wij hebben dat in de jaren ’90 al verlaten, bij de Franstalige media is die traditie veel later gekomen.

Tot slot, wat brengt de toekomst nog voor u?

Ik hoop nog een jaar of vier, vijf rustig te kunnen doorgaan. Maar ik heb daar nog geen specifieke plannen of verwachtingen over en die einddatum is niet bepaald. Het is een ontzettend boeiende job omdat je in een positie zit waardoor je waarnemingen kan doen die een ander niet kan doen. Bovendien heb je hier een lezerspubliek dat hongerig en dorstig is naar inzichten en vrij veel wil weten. De ideale situatie. En je moet niet denken dat je als journalist de samenleving kan veranderen, maar je kunt wel meer of minder elementen aanreiken waardoor mensen en de instellingen die de samenleving vormen iets anders kunnen doen dan wat ze gisteren deden. Of kunnen beslissen om te blijven doen wat ze doen. Die informatie aanreiken, is plezant.

zaterdag 15 januari 2011

Prins Flater wil koning worden

‘Papa, ik wil koning worden’: het is een zin die prins Filip wel altijd zal blijven achtervolgen. Na al die jaren wordt ons beeld van de kroonprins nog steeds bepaald door de sketches van Geert Hoste. Niet echt verwonderlijk, want wat weten we eigenlijk over hem? Dat moeten ze ook bij ‘NRC Weekblad’ gedacht hebben toen ze onlangs besloten een artikel aan hem te wijden, getiteld ‘Prins Flater’. Niet dat onze koningsgekke noorderburen twijfelen aan het belang van de monarchie. Ze zijn toch wat ongerust over onze troonopvolger. Dat ze zich lieten informeren door N-VA’er Siegfried Bracke heeft die ongerustheid niet bepaald weggenomen. Ook in Nederland kent men prins Filip nu als onhandig, dom en eigenwijs. Zijn erbarmelijk Nederlands kan er op weinig begrip rekenen.

Prins Filip heeft in Vlaanderen altijd de perceptie tegen gehad. Daar vecht hij al jaren tegen, met wisselend succes. Voorlopig hoogtepunt was zijn huwelijk met prinses Mathilde, gevolgd door een reeks blijde intredes in heel het land. Dat die op hun beurt gevolgd werden door een reeks domme uitspraken en acties deed de vreugde echter snel weer bekoelen. Zijn beeld van het koningschap, met Boudewijn als grote voorbeeld, doet de Wetstraat telkens weer huiveren. Dan hebben ze liever een vrolijke frans als Albert, die zonder morren zijn handtekening onder elke wet zet zodat hij weer verder kan gaan feesten. Een aangename verrassing van iemand die in eerste plaats zijn overleden broer moest opvolgen tot Filip rijp was voor de job.

Maar Albert heeft er genoeg van. Met al die regeringscrisissen van de laatste jaren moet hij telkens weer de zwoele rust van zijn Italiaans privéjacht inruilen voor de kouwe drukte van dit kikkerlandje. Onlangs werd bekend dat hij, van zodra er een regering is, wel eens de fakkel zou kunnen overdragen. Zoonlief moet het hebben zien aankomen, want hij was al een tijdje aan zijn imago aan het werken. En nu we eindelijk wat aan die baard zijn gewend, lijkt hij er zelfs bijna wijs uit te zien. Prins Filip, wijs? We kunnen het zelf nog niet goed geloven. Het plotse overlijden van voormalig hofmaarschalk Herman Liebaers, verantwoordelijk voor ‘Hij kan het niet’ dat andere onsterfelijke zinnetje, komt hem ook goed uit. Geert Hoste mag al voor zijn leven beginnen vrezen.

Al was de media-aandacht ervoor eerder beperkt, het recente bezoek van prins Filip aan de overstroomde gebieden was duidelijk een repetitie voor zijn nieuwe ‘ik’. Hij slaagde er zowaar in om zijn onhandigheid om te zetten naar voornaamheid. Zijn baard had de ideale lengte bereikt en zijn kleren waren voor het eerst stijlvol te noemen. Bovendien had hij intussen geleerd dat begrijpend knikken veel veiliger is dan een boude uitspraak in gebrekkig Nederlands. Dat hij een paar weken later op de boekenbeurs in Antwerpen een berg Nederlandstalige kinderboeken ging kopen, was zijn volgende meesterzet. We hopen dat hij er veel in zal (voor)lezen.

Dan rest er nog één probleem: zijn naam. ‘Koning Filip’ klinkt gewoon niet. Het moet voornamer kunnen. Wat denkt u van ‘Filips’? ‘Filips De Welwillende’, omdat Geert Hoste zijn sketch toch érgens op gebaseerd heeft. Of, als Siegfried Bracke zijn zin krijgt: ‘Filips De Laatste’.

dinsdag 4 januari 2011

Waarom er geen vervroegde verkiezingen komen

Na maanden van twijfel is het nu wel duidelijk: er komen géén vervroegde verkiezingen. De oorzaak ligt bij een Vlaams spelprogramma: ‘De allerslimste mens ter wereld’. U gelooft mij niet? Laat ik het dan even uitleggen.

Toen Bart De Wever, na zijn succesvolle deelname aan het spelprogramma in 2009, de verkiezingen won struikelden zijn politieke tegenstanders – en dat zijn er wel wat - over elkaar om die overwinning toe te schrijven aan zijn deelname aan dat TV-programma. Niet zijn charisma, intelligentie, partijprogramma of gewoon het feit dat de meerderheid van de Vlamingen Vlaams stemt was de oorzaak. Neen, het kwam allemaal door die vermaledijde quiz. Dat zijn N-VA niet lang daarvoor nog de deelname van politici aan amusementsprogramma’s wou beteugelen speelde niet echt in zijn voordeel. Al moeten we toegeven dat dat voorstel toen net door diezelfde politieke tegenstanders werd weggelachen. If you can’t beat ‘em, join ‘em. Het feit dat verkiezingssuccessen uit die hoek ook regelmatig opdraafden in amusementsprogramma’s allerhande, denk maar aan de ‘lancering’ van Freya Van den Bossche, werd voor de gemakkelijkheid even vergeten. Ook van jaloezie kon onmogelijk sprake zijn, al hebben er ondertussen al prominenten van zowat alle Vlaamse (en zelfs Franstalige) partijen deelgenomen aan het spel.

Momenteel draait de 'Slimste mens'-hype rond Eva Brems: de oversympathieke Leuvense professor (het zijn daar gelukkig niet allemaal Rik Torfsen) en Kamerlid voor Groen! Dat uitroepteken hoort trouwens bij de partijnaam, niet bij de zin, kwestie van daar geen twijfel over te laten bestaan. Op een gegeven moment was die partij zo klein dat men bang was dat men er gewoon zou over lezen als er geen uitroepteken achter stond, vandaar. Maar dat zal snel veranderen. Eva Brems is tegenwoordig minstens zo populair als Bart De Wever ten tijde van zijn deelname, dus als de speculaties over zijn verkiezingsoverwinning klopten, dan wordt Groen! bij de eerstvolgende verkiezingen de grootste partij van het land. Niet vanwege het charisma of de intelligentie van Eva Brems, en al helemaal niet vanwege haar expertise op het vlak van mensenrechten. Gewoon omdat ze goed is in quizzen, zonder zich daarbij Linda De Win-gewijs de woede van half facebookend Vlaanderen op de hals te halen.

En dáárom, en daarom alleen, zullen N-VA en CD&V nooit toelaten dat er vervroegde verkiezingen komen. Dat kan pas ten vroegste na een succesvolle deelname van Wouter Beke himself. Zijn nieuwe bril is dan ook een teken aan de wand, ook hij heeft duidelijk iets geleerd van Linda De Win.

donderdag 23 december 2010

Lezen op de trein


Het vouwen van een krant 
is geweldig interessant

Je kan z’een paar keer plooien,
in tweeën of in vier
Je kan ze open houden, 
niet erg praktisch maar wel fier

Je kan met één hand lezen, 
de ander’ heb je vrij
Dan kan je ook nog bellen, 
met de pers of je partij

Maar als je dat dan doet
met veel vuur en nog meer pit,
vergeet dan niet te kijken 
wie er zoal naast je zit

Het vouwen van een krant,
het zegt veel over jezelf
Ben jij een krantenvouwer 
of lees je liever off-the-shelf?

maandag 6 december 2010

Schrijf eens een haiku!

Ja hoor, die tijd van het jaar is weer daar. Die tijd dat zowat iedereen die zichzelf nog 'jongere' durft te noemen volop bezig is met dingen die hij/zij helemaal niet wil.

Omdat ik vind dat we van de ouderen kunnen leren ging ik te rade bij Herman Van Rompuy (toch wel een prachtvoorbeeld van 'de oudere'). Hij wou achtereenvolgens géén premier worden en géén president van Europa; de arme man werd het allebei. En niet voor die paar luttele weken die de blok duurt, nee, voor respectievelijk een jaar en (minstens) twee en een half jaar! Voorwaar een voorbeeld voor ons allen. Hoe houdt zo'n man dat vol? Waar haalt hij zijn kracht en inspiratie?

Inderdaad, bij een oude Japanse dichtvorm waarvan het resultaat tegenwoordig
‘haiku’ wordt genoemd. De lettergrepen volgen doorgaans het schema 5-7-5
en ze gaan bij voorkeur over de natuur (al heeft het postmodernisme ook hier hard toegeslagen).

Omdat ik ook wel wat kracht en inspiratie kon gebruiken en de natuur de laatste tijd weer alomtegenwoordig is, zette ik me aan het werk:

sneeuw valt uit de lucht
een stilte verdooft het land
de winter is daar

En nu terug naar mijn deadlines. Dat ze mogen smelten als sneeuw voor de zon...

maandag 8 november 2010

Star Wars...

Foto: NASA
Ik was vroeger een echte Star Wars-fan. Er zijn geen films die ik vaker heb gezien dan de originele trilogie. Pure magie, die me van bij de beroemde openingstitels twee uur lang aan het scherm gekluisterd hield. Een hele prestatie voor films die toen al 20 jaar oud waren. Maar je weet hoe dat gaat: je wordt wat ouder, houdt je met ‘volwassener’ dingen bezig en je vroegere interesses raken wat in de vergetelheid.

Tot enkele dagen geleden, toen de NASA bovenstaande foto rondtwitterde. Het is de Space Shuttle Discovery, één van de drie overgebleven Amerikaanse ruimteveren, die in de loop van deze maand zijn laatste vlucht maakt. De eerste Shuttle die uit bedrijf gehaald wordt luidt meteen het einde van het eerste echte ruimteschip in. Wat een goedkoper en veiliger alternatief voor de traditionele ‘wegwerpraketten’ moest worden is in de praktijk helaas anders uitgedraaid.

Net de ruimteschepen uit Star Wars spraken het meest tot mijn verbeelding. In tegenstelling tot de meeste andere uit het genre waren die niet gepolijst en gestroomlijnd maar juist vuil en verweerd. Ze werden gebruikt, er werd mee gevochten, het vele oplapwerk was duidelijk zichtbaar. 

Met de Discovery is het niet anders. Achtendertig ruimtevluchten hebben hun sporen nagelaten. Telkens weer door de dampkring en terug, daarbij temperaturen trotserend van meer dan 1500 graden. De sporen hiervan zijn duidelijk op de neuskegel te zien. In totaal was de Shuttle 352 dagen in de ruimte, blootgesteld aan alle mogelijke straling van de zon en het heelal. Als je goed naar de romp kijkt zie je het ‘oplapwerk’ aan de kleurverschillen in het witte gedeelte. De witte hulpraketten zien er beter uit, die worden dan ook nog binnen de dampkring afgeworpen en maar een paar keer herbruikt. De grote oranje brandstoftank is altijd nieuw. Hij wordt na gebruik afgeworpen en brandt grotendeels op in de atmosfeer, de rest komt in zee terecht.

Zo, ik weet niet wat jullie nu gaan doen maar ik ga mijn oude Star Wars-films eens van onder het stof halen. Eens zien of de magie er nog altijd is.

Een grotere versie van de foto kan je trouwens hier vinden.